Toen ik een vriendin bezweet en boos aan zag komen rennen, wist ik wel hoe laat het was. ‘Dat je dit leuk vindt!’ riep ze uit. Al uithijgend probeerde ze me te vertellen dat ze het deed omdat het moest, maar anders ook niet. ‘Wanneer wordt hardlopen leuk?’ vroeg ze wanhopig. Daar had ik wel antwoord op!
Hoe ik begon
Ooit rende ik met mijn zusje en zwager mee en vond dat prima te doen. Onvoorbereid zomaar een half uurtje rennen. Daarna wilde ik het serieus aanpakken en kocht hardloopschoenen, hardloopkleding en ik downloadde het hardloopprogramma van Todd Lange. In mijn oor sprak hij me toe wanneer ik moest rennen en wanneer ik moest lopen.
Acht weken lang rende ik drie keer per week, zodat ik kon opbouwen naar vijf kilometer. Het gaf een kick om te merken dat ik kon rennen. Ooit deed ik de piepjestest op de middelbare school. Ken je de testtrap? Die haalde ik niet eens. Zo slecht was mijn conditie. Ik ging er daarom vanuit dat rennen niets voor mij was. Wel dus! Nu kon ik het namelijk! Als scholen zo slim zouden zijn om eerst acht weken conditietraining aan te bieden voordat de piepjestest wordt afgenomen, dan was de becijfering daarvoor ook wat eerlijker…
In week acht rende ik voor het eerst een half uur achter elkaar. Het was loeizwaar maar ik was heel trots op mezelf. Ik besloot op snelheid en op afstand te trainen. Vond ik hardlopen toen al leuk? Ja en nee. Ik vond het zwaar maar ook lekker. De zogenaamde runner’s high had ik nog niet ervaren.
De eerste keer…
De eerste keer dat ik een kick kreeg van hardlopen, was niet toen ik mijn eerste vijf kilometer rende. Sterker nog, zelfs mijn eerste wedstrijd was niet leuk. Hier moet ik wel bij vermelden dat ik een lichte kater had en veel te laat naar bed was gegaan. Niet bevorderlijk.
Maar natuurlijk waren er hoogtepunten, anders rende ik echt niet meer. De eerste keer 10 kilometer rennen weet ik nog heel goed. Ik had mijn mobiel in mijn hand terwijl de teller op 9,97 kilometer stond. Hardop riep ik: ‘Ja, ja… ja…’ – tot de teller op 10 kilometer ging staan. Ik gooide mijn armen in de lucht. ‘Ik heb voor het eerst tien kilometer gerend!’ riep ik uit. Een vrouw en man met een schattig hondje stonden me aan te gapen maar begonnen toen te klappen. ‘Goed zo!’ Ik grijnste van oor tot oor. De rest van de dag leefde ik in een soort blije roes.
De eerste keer dat ik daarna zo uitgelaten was, was ruim een jaar later. Ik rende ruim 16 kilometer door de bossen van Bergen toen het begon te regenen. Nee, wacht, ik bedoel: het begon te gieten. Ook onder de bomen was er geen houden aan. Ik stopte mijn mobiel zo goed mogelijk weg maar rende toch door (ik kon tenslotte nergens schuilen). De bui stopte na een kwartier. Ik was doorweekt. Het voelde fantastisch. Alsof ik niet alleen had gerend, maar ook had gezwommen en daarna al had gedoucht. Alsof ik nog uren door zou kunnen gaan. Verfrissend, lekker, zwaar en voldoening gevend.
Is het altijd leuk?
Nee. Niets is altijd leuk (sorry!). Het leven niet, je favoriete tv-programma niet, en helaas hardlopen ook niet. Op sommige dagen denk ik: ‘Moet dit nou?’ en dan ren ik meer omdat ik heb bedacht dat het op dat moment goed uitkomt (en ik de rest van de dag of week geen tijd heb). Op andere momenten voelt het alsof ik zo licht ben als een veertje en dan snap ik niet waarom ik hardlopen niet altijd zo fantastisch vind. Het enige wat wel consequent is bij mij, is het gevoel na het hardlopen: voldoening, euforie, en de beste vorm van moeheid die je naar mijn idee kunt hebben: lichamelijke vermoeidheid. Daarbij zijn er ook nog steeds veel leuke ‘eerste keren’ die mij euforie geven tijdens of vlak na het rennen.
De euforie van mijn eerste halve marathon was lang niet zo sterk als de euforie van mijn eerste tien kilometer. Sterker nog: de momenten dat ik me zo fantastisch voel na het hardlopen zijn zeldzaam. Toch ben ik dus elke keer blij – en is dat niet tijdens, dan wel na het hardlopen. Voor mij helpt het ook om me erbij neer te leggen dat het niet altijd leuk is. Op dagen dat het voor geen meter wil lukken, neem ik tussendoor een korte wandelpauze. Soms doe ik een soort boot camp: rennen, dan over een klimparcours (toevallig hebben wij er eentje in de buurt), opdrukken, squats, en tussendoor even uitrusten. Mijn idee: per drie keer rennen push ik mezelf maar één keer om echt tot het gaatje te gaan. Zo verbeter ik mezelf en houd ik het leuk.
Dus: wanneer wordt hardlopen leuk?
Voor sommigen: nooit. Voor de meeste mensen: na een heeeeeeeeeel lange tijd en niet elke keer. Waarom je dan toch rent? Voor het voldane gevoel achteraf, voor de zeldzame runner’s high die af en toe voorbijkomt, en omdat het een manier is om je gedachten te verzetten.
Waarom ren jij?
Geef een reactie